Aandeelhouders die als informal investor betrokken zijn bij een bv hoeven minder zekerheden te eisen als zij leningen verstrekken, zonder dat die leningen meteen als onzakelijk gelden.
Hoe streng moet je zijn als je als investeerder in een bv ook leningen verstrekt? Die vraag lag op tafel in een zaak rond de afschrijving van leningen in een (para)medische onderneming die in zwaar weer verzeild was geraakt.
In 2009 was een investeerder voor 15 procent ingestapt als aandeelhouder van de onderneming. In de loop van dat jaar en in 2010 verstrekte de investeerder nieuwe leningen. Op dat moment had de investeerder naar eigen zeggen duidelijk vertrouwen in het ondernemersconcept en de mogelijkheden tot verdere groei, ondanks oplopende verliezen.
In 2011 bleven de zaken, mede door de conjunctuur, minder goed gaan dan verwacht en bleef ook de cash flow van de onderneming achter. Ook moest een betalingsregeling met de Belastingdienst worden getroffen. In dat jaar verstrekte de investeerder niettemin nieuwe leningen aan de bv.
Afschrijven op leningen aan bv
Eind 2011 verslechterde de situatie zodanig dat gekeken werd naar een crediteurenakkoord. Begin 2012 werd overeengekomen dat zowel de investeerder als de twee oorspronkelijke aandeelhouders een deel van de leningen zouden kwijtschelden.
De investeerder voerde de afboeking op de leningen in 2012 bij zijn eigen houdstermaatschappij op als verlies ten laste van de fiscale winst over dat jaar. De inspecteur van de Belastingdienst ging daar echter niet mee akkoord.
In grote lijnen was het oordeel van de inspecteur dat de verstrekte leningen sinds 2009 onzakelijk waren, omdat er te weinig zekerheden waren bedongen. Een bank zou ze niet verstrekt hebben.
Informal investor
Uit een recente uitspraak van de rechtbank Gelderland blijkt echter dat de rechter niet meegaat met de redenering van de Belastingdienst. De rechter stelt dat de investeerder beschouwd moet worden als een 'informal investor'. "Ten aanzien van dergelijke investeerders heeft te gelden dat de voorwaarden waaronder zij financieringen verstrekken verschillen van de voorwaarden van bancair verstrekte financieringen", aldus de rechter.
Kort gezegd mag een informal investor een lening verstrekken tegen zachtere voorwaarden dan de bank, zonder dat meteen sprake is van een onzakelijke lening.
In de uitspraak maakt de rechter wel een onderscheid tussen de situatie in 2009 en 2010 aan de ene kant en anderzijds de situatie in 2011. Voor de eerste twee jaren heeft de investeerder voldoende duidelijk gemaakt dat de extra leningen werden gedaan vanuit het vertrouwen in de groeiperspectieven. Voor 2011 acht de rechter het niet aannemelijk dat een onafhankelijke derde nog extra leningen zou hebben verstrekt, gelet op de omvang van de cashflowproblemen en de betalingsregeling met de Belastingdienst.
Conclusie: de leningen over de jaren 2009 en 2010 mag de investeerder wel als verlies opvoeren voor zijn fiscale winst in 2012, maar dat geldt niet voor de leningen uit 2011.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl